De mossel leeft in zout water waar eb en vloed is. Hij maakt zichzelf vast aan een harde ondergrond, zoals de rotsbodem, een wrak of aan een andere mossel. Een mossel maakt zichzelf vast met sterke draden die hij zelf maakt met eiwitten uit zijn lijf. De draden zijn wit en kleverig. In het zeewater worden de draden hard. Zo blijft een mossel zijn hele leven goed vastzitten.