Bevers hebben een fijne, zeer dichte ondervacht gevolgd door een tweede, grovere vacht. De buitenvacht heeft een waterafstotende laag. Hierdoor zijn de bevers goed tegen het koude water bestemd. Om zich snel in het water voort te bewegen, hebben bevers zwemvliezen tussen de tenen en achterpoten zitten. Door aanpassingen in de mond kunnen bevers onder water knagen zonder water binnen te krijgen. Ze kunnen maar liefst 15 minuten onder water blijven!
Bevers hebben oranje snijtanden die altijd blijven groeien. Vanwege het knagen blijven de tanden vlijmscherp, omdat deze dan langs elkaar afsnijden. Binnen enkele minuten knagen zij hiermee een dunne boom om. Bij een dikke boom wisselen de bevers elkaar af: de één knaagt terwijl de ander de wacht houdt. Bevers knagen maandelijks maar liefst 50 bomen om. Met deze boomstammen bouwen de bevers een dam en hun nest (burcht). De dam zorgt ervoor dat de burcht niet kan overstromen en dat ze niet droog komen te staan. De burcht zorgt ervoor dat de bevers goed beschermd zijn tegen vijanden als wolven en lynxen.